Wedstrijd rond ‘Alya’ en ‘Alya’s keuze’ – looptijd 21 oktober t/m 21 december

Nu de donkere weken van november en december voor de deur staan, traditioneel de beste tijd voor de boekenverkoop, wordt het tijd om de promotie van mijn tweeluik (‘Alya’ en ‘Alya’s keuze dus) serieus aan te pakken.
Mijn idee: Een variant op een winactie, deze keer in wedstrijdvorm.

De spelregels zijn als volgt:

• Schrijf over een of beide delen van mijn tweeluik (‘Alya’ en/of ‘Alya’s keuze dus) een originele en boeiende bespreking. Natuurlijk mag je het ook een recensie noemen, al ben ik zelf altijd een beetje voorzichtig met dat woord. Een recensie hoort voor mij zo objectief mogelijk te zijn. Als, zoals in dit geval, het doel de promotie van een boek is, kun je nog altijd eerlijk zijn, maar echt objectief? Ik denk het niet…

• Natuurlijk moet je hiervoor deel een (‘Alya’) en/of deel twee (‘Alya’s keuze) gelezen hebben. Dat kan ook via de bibliotheek. Het is wel mogelijk dat je dan moet reserveren, want enig googelwerk leert mij dat de meeste bibliotheken, met name de grotere, beide delen al in hun collectie hebben, maar ook dat daarvan continu zo’n 80% is uitgeleend. Dat is misschien lastig, maar voor mij als auteur natuurlijk ook mooi om te weten. 😉

• De lengte is vrij. Iedereen kan bedenken dat je met een bespreking van een of twee zinnen niet veel kans zult maken, maar verder gaat het me meer om kwaliteit dan kwantiteit. Een aansprekende, nieuwsgierig makende en originele bespreking van tien zinnen maakt dus absoluut meer kans dan een lang en ‘vlak’ verhaal. Verder moet het vooral eerlijk overkomen. Je verdient dus géén extra punten door ‘Alya’ en/of ‘Alya’s keuze’ kritiekloos de hemel in te prijzen…

• Plaats die bespreking op een plek waar het lezers bereikt. Dat kan op een lezerswebsite als Hebban of Goodreads, maar ook op ieder ander geschikt digitaal platform, zoals een van de bekende boekenwebshops zoals de ‘dikke blauwe’. Het kan ook een eigen blog zijn, mits je dat dan wel met regelmaat gebruikt om nieuwtjes en/of recensies over boeken te plaatsen. Besprekingen die alleen jou en je directe kennissenkring bereiken, bijvoorbeeld als ze alleen op je persoonlijke facebookpagina staan, tellen dus niet mee. Bij twijfelgevallen roep ik de hulp van mijn vrouw in om de knoop door te hakken. 😉

• Stuur de link of links (als je gaat voor de bonusprijs; zie hieronder) naar je geplaatste bespreking/recensie naar het volgende emailadres: hayvandenmunckhof@ziggo.nl

• De wedstrijd loopt tot en met vrijdag 21 december. De uitslag volgt zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór het nieuwe jaar.

• Wanneer precies je de bespreking in de komende twee maanden plaatst, doet er niet toe. Het mag meteen al, maar alles is goed zolang ik maar op 21 december voor 24.00 uur je mail met link(s) binnenkrijg.

• Iedere deelnemer stuur ik na ontvangst van de inzending zo snel mogelijk een bevestigingsmail.

• De uitslag plaats ik voor 1 januari 2019 hier, dus op mijn website, en daarnaast in elk geval op mijn FB-pagina. De vier winnaars krijgen daarnaast persoonlijk bericht.

• Naam en adresgegevens zijn pas nodig als je bij de winnaars hoort. Uiteraard zijn de portokosten dan voor mijn rekening.

De prijzen:

1e prijs
Drie boeken (zie afbeelding en toelichting onder de post) naar keuze.

2e prijs
Twee boeken naar keuze

3e prijs
Een boek naar keuze

Bonusprijs
Drie boeken naar keuze.
De bonusprijs gaat naar de deelnemer die zijn/haar bespreking op de meeste digitale platforms (zie het derde punt van de spelregels) heeft geplaatst. Bij een eventuele gelijke stand laat ik de kwaliteit van de bespreking de doorslag geven. Wie voor de bonusprijs in aanmerking wil komen, moet alle betreffende links in één mail naar hayvandenmunckhof@ziggo.nl sturen. Als dat in een serie losse mails gebeurt, wordt het namelijk erg onoverzichtelijk en brengt het te veel werk met zich mee.

Tot slot:
Op veel plekken waar je een recensie/bespreking plaatst moet je ook een beoordeling in sterren geven, in de regel van minimaal een tot maximaal vijf sterren. Denk vooral niet dat je meer kans maakt als je ‘Alya’ of ‘Alya’s keuze’ overal vijf sterren geeft, al mag dat uiteraard wel… Ik hecht veel meer waarde aan een eerlijke, originele en onderbouwde bespreking dan aan dat aantal sterren.

En o ja, het delen van deze wedstrijd, op welk platform dan ook, wordt natuurlijk op prijs gesteld…

Hieronder de negen boeken waaruit de prijswinnaars kunnen kiezen, met daaronder de link naar een recensie.

1. Alya – Uitgeverij Mozaïek 2018
http://www.cravingpages.com/review/alya-van-hay-van-den-munckhof/

2. Alya’s keuze – Uitgeverij Mozaïek 2018

3. Historische verhalen uit de Gouden Eeuw – Uitgeverij Historische Verhalen 2017
https://www.hebban.nl/boeken/historische-verhalen-gouden-eeuw
4. Historische verhalen – jaarbundel 1 2016 – Uitgeverij Historische Verhalen 2017
https://www.hebban.nl/boeken/historische-verhalen-27-korte-geschiedenisverhalen-nienke-pool
5. Historische verhalen – jaarbundel 2 2017 – Uitgeverij Historische Verhalen 2018
https://www.hebban.nl/boeken/historische-verhalen
6. Anno Domini 892 – Godijn Publishing 2017
https://www.hebban.nl/boeken/anno-domini-892
7. Odi et Amo – Godijn Publishing 2018
https://conniesboekenblog.nl/2018/10/13/boekpresentatie-odi-et-amo/
8. Achterblijvers – Godijn Publishing 2018
https://www.hebban.nl/boeken/achterblijvers
9. Traisha en het Ei – Uitgeverij EigenZinnig 2014
https://www.hebban.nl/recensies/tanja-krone-over-traisha-en-het-ei
10. Ganymedes 17 – Stichting Fantastische Vertellingen 2017
https://www.hebban.nl/recensies/johan-klein-haneveld-over-ganymedes-17

In de drie bundels van ‘Historische verhalen’ (nummer 3. 4 en 5) staan vier van mijn korte historische verhalen. ‘Historische verhalen uit de Gouden Eeuw’ was ook een schrijfwedstrijd, waarbij ik met het verhaal ‘Chan-mi’ met een tweede plaats in de prijzen viel.

Nummer 6 en 7 zijn ook wedstrijdbundels, in dit geval met enkel verhalen die in de middeleeuwen spelen. In 2017 deed ik met twee verhalen mee. Die haalden allebei de bundel ‘Anno Domini 892’. Met het verhaal ‘Umars opdracht’ won ik die editie van de wedstrijd. Daarom mocht ik voor de editie van 2018 een bonusverhaal schrijven. Dat is ‘De muren van Zhongdu’ geworden, het enige verhaal in de bundel dat niet in Europa speelt, maar in het Mongolië en China ten tijde van Djengis Khan.

Nummer 8, 9 en 10 zijn echte titels voor de fantasyliefhebbers. De oudste van de drie is de verhalenbundel Traisha en het Ei, meteen mijn enige zelfstandige publicatie voor volwassenen tot aan mijn tweeluik van dit jaar. In die bundel heb ik mijn beste verhalen uit mijn fantasyperiode verzameld. Helemaal waar is dat niet, want al schrijf ik nu vooral historisch, het fantastische genre vind ik te leuk om het helemaal te laten liggen. Een of twee keer per jaar schrijf ik daarom nog een verhaal voor een fantasywedstrijd die me de moeite waard lijkt. De wedstrijd ‘Achterblijvers’ won ik dit jaar zelfs met een door de Griekse mythologie geïnspireerd verhaal over een verdwaalde naiade. Tot slot had ik vorig jaar een primeur met mijn eerste verhaal in Ganymedes, het al vanaf de jaren ’70 uitgegeven jaarboek voor Nederlandse verhalen in het fantastische genre.

Alya in de Limburger

Strikt genomen is het artikel van Adri Gorissen in de Limburger van 27 juni geen recensie, maar ik ben er niet minder blij mee, zeker nu in week 29 (eerste week van juli) de Biblion-recensie er aan zit te komen. Dan wordt binnenkort ook duidelijk hoeveel extra exemplaren de Nederlandse (en wie weet Vlaamse) bibliotheken gaan bestellen. Ook zonder die Biblion-recensie waren dat er al zo’n 125 en dat terwijl de meeste bibliotheken toch echt eerst die recensie afwachten. Dat geeft de burger moed. Als het aantal bestellingen meevalt, komt er mogelijk al snel een tweede druk van ‘Alya’, want de eerste verkoopcijfers via boekwinkels en webshops klinken bemoedigend.

Link naar de PDF-versie van het artikel:    Hay van den Munckhof – Alya

 

 

Alya – leesfragment hoofdstuk een en twee

Nu 24 april nadert, de dag waarop ‘Alya’ uitkomt (het ebook op 10 april, dus binnen een week…), wordt het hoog tijd om met groter regelmaat mijn website te updaten. Bij deze dus…
Vandaag houd ik het heel concreet. Wie echt nieuwsgierig is naar het boek, wil graag het begin lezen om er achter te komen of de inhoud overeenkomt met wat hij of zij van het boek verwacht. In een boekwinkel zal ik zelf ook nooit een roman kopen zonder minimaal de achterflap plus de eerste pagina gelezen te hebben.

Via de PDF (meteen onder de afbeelding van de boekomslag) kan hoofdstuk 1 en 2 gelezen worden.

Alya – PDF hfdst 1-2

Natuurlijk ben ik in dit stadium heel benieuwd naar de eerste reacties. Op Hebban  wordt ‘Alya’ al een paar keer genoemd bij de boekentips van april en mei. De link is te vinden op mijn facebookpagina. Dat maakt het voor mij al een stuk echter. Nu is het wachten op de eerste recensies. Als de bereidheid om het boek te recenseren een graadmeter is, kan ik die redelijk optimistisch afwachten. Van alle recensieverzoeken volgde er tot nu toe slechts één nee, van een boekenblogster die mij heel eerlijk mailde dat ze niets met historische boeken heeft…

Natuurlijk volgt er eind april of begin mei ook een boekpresentatie. Zo gauw locatie, dag en tijd definitief zijn, laat ik het hier en elders weten, ik hoop deze week nog. Op Facebook maak ik er dan ook een evenement van.

Hoe historisch is een historische roman?

Nu 24 april nadert, de dag waarop ‘Alya’, mijn eerste historische roman, door uitgeverij Mozaïek ‘in het diepe wordt gegooid’, denk ik meer dan voorheen na over die vraag hierboven.
Waarom nu pas? Ik denk dat het antwoord simpel is. Je kunt maar één ding tegelijk goed doen. Als je een verhaalidee hebt uitgewerkt tot een plot waarin je gelooft en vervolgens aan het eigenlijke schrijfwerk begint, is er simpelweg geen ruimte over in je hoofd voor dat soort bespiegelende vragen. Dan word je helemaal in beslag genomen door het schrijfproces. Hoe werk ik mijn plot uit? Hoe lang gaat het worden? Loopt mijn verhaal en lopen mijn zinnen? Heb ik extra personages nodig? Klopt de verhaallijn? Ga zo nog maar even door…
Is het verhaal klaar en wordt het (vaak niet, maar in bij ‘Alya’ gelukkig wel) door een uitgever geadopteerd, dan begint na de afronding van de ruwe versie de redactiefase. Is die achter de rug, dan komt de corrector in beeld voor de laatste kleine ‘dingetjes’. Vormgever en zetter hebben intussen ook hun aandeel geleverd. Het gaat namelijk niet om de tekst alleen. Er moet een cover en een achterflap komen, een foto, en o ja, ook nog een kaart, een inleidend citaat, een lijst van personages, een nawoord en een pagina met de boeken die je raadpleegde. Pas als dat allemaal achter de rug is, kun je even uitblazen en vind je de rust om weer eens te reflecteren op wat je geproduceerd hebt.
Om op die beginvraag terug te komen, ik noem ‘Alya’ zelf een historische roman en onder die noemer geeft Mozaïek het ook uit. Maar wat betekent dat precies? Wat moet je onder een historische roman verstaan? Ik ging daar om te beginnen eens naar googelen en vond op Hebban een uitstekend stuk uit november 2015, waarin uitgebreid en met vele voorbeelden uit de doeken wordt gedaan wat een historische roman inhoudt en welke subgenres je kunt onderscheiden:

Zie: https://www.hebban.nl/artikelen/historische-roman-uit-de-schaduw

In dat Hebban-artikel wordt onder andere het volgende geciteerd:
         “Volgens de Historical Novel Society (een genootschap dat zich richt op de promotie van historische romans) moet een roman, om in aanmerking te komen voor een plaatsje in het genre, in ieder geval vijftig jaar na de beschreven gebeurtenissen geschreven zijn, of geschreven zijn door iemand die de gebeurtenissen zelf niet heeft meegemaakt omdat hij nog niet geboren was (en daaruit voortvloeiend dus onderzoek naar de tijdsperiode moet hebben gedaan). Duidelijk is wel dat de romans moeten voldoen aan één eis: ze vertellen een meeslepend verhaal dat tegelijkertijd een goedgeïnformeerd beeld geeft van het verleden. Om de lezer te overtuigen moet de auteur de gekozen tijdsperiode zo waarheidsgetrouw weergeven, zonder anachronismen. Bovendien moeten het fictieve verhaal en de historische setting met elkaar in balans zijn.”

Het is bepaald geen onzin wat hier verteld wordt, maar één ding mis ik, namelijk dat de intenties van auteurs heel erg verschillend kunnen zijn. Aan de ene kant heb je de schrijvers die zich als eerste doel stellen om de historische werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen, aan de andere kant zij die vooral een verhaal willen vertellen en het verleden daarbij inzetten als een geschikt decor, een decor dat eventueel te vervangen zou zijn door een meer hedendaagse setting. Zo eenvoudig is het natuurlijk nooit. Er zijn zeker ook auteurs die beide benaderingen proberen te combineren en dan heb je ook nog de randgevallen. Mag je bijvoorbeeld Thea Beckmans ‘Kruistocht in spijkerbroek’ of de Reiziger-serie van Diana Gabaldon wel historische romans noemen? Een lastige vraag, omdat het hier duidelijk om een mengvorm van fantasy en historie gaat. Wie van een historische roman vooral eist dat die een zo geloofwaardig en accuraat mogelijk beeld van het verleden schetst, zal die vraag waarschijnlijk ontkennend beantwoorden.

Intussen zullen mensen die dit lezen zich wel afvragen waar ik zelf sta met mijn eerste historische roman. Daar hoef ik niet lang over te twijfelen. Ik zie mezelf in de eerste plaats als een verhalenverteller en niet als iemand die alles op alles zet om de historische werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Waarom? Ik denk dat zo’n streven een illusie is, zeker als het gaat om een lang vervlogen tijd waar we weinig accurate en betrouwbare bronnen over hebben. Hoe je ook je best doet, het beeld dat je zelf in je hoofd vormt en dat je bij de lezer op probeert te roepen blijft altijd een onvolkomen interpretatie, een invulling die je geeft aan iets dat je nooit, zelfs niet bij benadering, terug kunt halen zoals het werkelijk was.
Jazeker, we hebben dankzij de archeologie en vele andere nieuwe onderzoeksmethodes een redelijk compleet beeld van hoe mensen in de negende eeuw (want in die tijd speelt ‘Alya’) leefden; wat ze aten, hoe ze zich kleedden, hoe ze woonden of welke werktuigen ze gebruikten. Maar iets heel belangrijks missen we, namelijk hoe de mensen dachten, met name de gewone bevolking. De geschreven bronnen zeggen daar weinig tot niets over, want schrijven en lezen was voorbehouden aan de elite en vertelde dus vrijwel uitsluitend het verhaal van en over die elite.
Om het samen te vatten, in ‘Alya’ heb ik wel degelijk mijn best gedaan om wat bekend is over het leven in de negende eeuw in mijn verhaal te verwerken, maar als mij gevraagd wordt welk percentage historie en welk percentage fictie is, moet ik heel eerlijk antwoorden dat ik het niet precies weet, maar dat ik inschat dat minimaal 95% pure fictie is. Is ‘Alya’ om die reden dan geen historische roman? Misschien niet, maar als het antwoord ontkennend is, geldt dat denk ik voor het leeuwendeel van de romans in het historische genre. Het probleem is namelijk voor iedere auteur hetzelfde. Hoe knap je ook schrijft, hoe fanatiek je ook de bronnen bestudeerd hebt, je verhaal blijft altijd een gekleurde, fragmentarische en subjectieve poging om weer te geven hoe het ooit geweest zou kunnen zijn. Daarom neem ik het ‘historische’ in welke historische roman dan ook met een fikse korrel zout en lees het allereerst als elke andere roman.

Wanneer ben je een debutant?

 

‘Alya’, mijn eerste boek bij uitgeverij Mozaïek, wordt in de voorjaarsaanbieding mijn debuutroman genoemd. Dat klopt natuurlijk helemaal, want bij het woord roman denk je al gauw aan een omvang van enkele honderden pagina’s en ‘Alya’ gaat er 304 tellen. Inclusief deel twee (dat komt onder de titel ‘Alya’s keuze’ komende zomer uit) worden het zelfs zo’n 600 pagina’s… En ja, dit wordt inderdaad mijn allereerste verhaal van een dergelijke omvang. Sterker, tot op heden telde geen van mijn verhalen meer dan zo’n 12.000 woorden, wat op veertig à vijftig boekpagina’s neerkomt.
Lastiger is de vraag of ik op 24 april, (dan komt ‘Alya’ uit) dan ook een debutant genoemd moet worden. Als ik de literaire pagina’s van kranten of tijdschriften lees, ben ik geneigd om die vraag met een duidelijk ja te beantwoorden. Waar het over proza gaat, in het bijzonder over fictie, wordt er daar stilzwijgend van uitgegaan dat een debutant iemand is die zijn of haar eerste roman uitbrengt bij een min of meer gerenommeerde uitgeverij.
Maar ervaar je dat als schrijver ook zo? Als ik uitga van mijn eigen ervaringen, dan roep ik meteen nee en ik denk dat ik daar niet de enige in ben. Zet je namelijk je eerste voorzichtige schreden op het schrijverspad, dan is alles wat voor je ligt een avontuur met een ongewisse afloop. Natuurlijk, je hebt van die spreekwoordelijke uitzonderingen die vanuit het niets meteen een meesterwerk schrijven, maar in dit stukje heb ik het nu even over normale stervelingen die het schrijven met vallen en opstaan moeten leren. Pak je dat verstandig aan, dan begin je met een bescheiden en haalbare doelstelling. Haal je die, dan voelt dat als een mijlpaal en wel degelijk ook als een debuut. Misschien is het voor medeschrijvers en natuurlijk ook geïnteresseerde lezers leuk om te volgen hoe vaak, wanneer en hoe ik bij een publicatie het gevoel had een debutant te zijn:

 

  1. Bij mijn eerste verhaal dat werd gepubliceerd (2004)

Pas ergens rond de eeuwwisseling ging ik er serieus over denken om na zo’n vier decennia als veellezer ook zelf ‘iets’ te gaan schrijven. Maar eerst wilde ik er achter komen of ik wel in staat was om mijn verhaalideeën in een vorm te gieten die anderen kon verleiden om het te lezen, niet omdat ze mij zo aardig vonden, maar omdat ze echt geboeid raakten. Daarom schreef ik mij in 2002 in voor de LOI-cursus Creatief Schrijven, die naar mijn weten nog altijd bestaat en ook nu nog een aanrader is. Vier keer per jaar (zie afbeelding) verscheen een krantje, LEI geheten, waarvoor alle cursisten de meest geslaagde verhalen uit hun lesopdrachten in konden sturen. En ja, een van mijn eerste verhalen werd inderdaad geplaatst. ‘Manke broeders’ was meteen een verhaal van het soort dat ik nog altijd met grote regelmaat schrijf, vooral historisch met af en toe een vleugje fantasy of soms ook andersom… Hoofdpersoon was een oude jager in een van de ijstijden, die voordat hij stierf zijn stam nog één keer met een heldhaftig optreden van nut kon zijn.
Vond ik dat mijn debuut als schrijver? Nou, niet meteen eigenlijk, maar toen de cursusleidster vertelde dat LEI wel degelijk gold als een ‘echte’ publicatie en er dus van alle nummers een exemplaar naar de Koninklijke Bibliotheek ging, was ik overtuigd. Wie een eerste publicatie op zijn naam heeft, mag zichzelf een debutant noemen…

2. Bij mijn eerste verhaal dat werd opgenomen in een bundel (2006) 

Meteen toen ik die LOI-cursus met goed gevolg (er werd nog heel ouderwets met punten gewerkt) had afgerond, begon ik mee te doen aan schrijfwedstrijden in allerhande genres, want ik wilde me niet gelijk vastpinnen op één enkel genre, nu nog altijd niet trouwens. De eerste wedstrijd waarbij het raak was had ‘reizen’ als thema. Mijn verhaal ‘De laatste dag’ vond een plaatsje in de wedstrijdbundel ‘Het Geheim van de Reiziger’, uitgebracht door uitgeverij Kontrast.
Ook nu weer voelde ik mij een debutant, want nu stond een van mijn verhalen voor het eerst in een ‘echt boek’.

3. Bij mijn eerste zelfstandige publicatie (2010)

In 2009 schreef ik ‘IJstijd’, een prehistorisch verhaal en stuurde het in voor de John Flandersprijs, die tegenwoordig (naar de uitgeverij) de Averbodeprijs heet. Dat is een Vlaamse wedstrijd, waarbij de beste verhalen in boek(jes)vorm worden uitgegeven. Op de Vlaamse basisscholen kunnen de kinderen uit de twee hoogste groepen zich op die serie, ‘Vlaamse Filmpjes’ geheten, abonneren. En ja, ik hoorde meteen bij de gelukkigen die in het daaropvolgende schooljaar een plekje in die serie kregen.
En de lezer raadt het al, weer paste ik mijn definitie aan. Een debutant was voor mij nu iemand die voor het eerst een zelfstandige publicatie op zijn of haar naam heeft staan. Zo had ik opnieuw iets te vieren…

4. Bij mijn eerste eigen boek (2014)

Maar daarmee was de koek nog niet op. Ik was heel trots op ‘IJstijd’, maar realiseerde me naderhand ook wel dat de omvang (minder dan 7000 woorden, waar een roman toch al gauw aan minstens een tienvoud daarvan zit) die van een verhaal en niet van een voldragen boek was. Dat laatste volgde pas bij de publicatie van mijn eerste eigen bundel fantasyverhalen, uitgebracht door uitgeverij EigenZinnig. Deze keer was er ook een echte presentatie en volgden de eerste recensies, natuurlijk van Biblion (voor de bibliotheken), op Hebban en op nog een stuk of vijf andere platforms. Gemiddeld kreeg de bundel vier sterren van de recensenten, waarbij ik reacties van lezers op Hebban, Bol of Goodreads buiten beschouwing laat.
Al was de opbrengst van ‘Traisha en het Ei’ tientjeswerk (dat is bij vrijwel alle bundels z0), toch hield ik aan die uitgave een zeer tevreden debutantengevoel over. Om rijk te worden moet je immers vooral geen schrijver willen worden…

5. Bij ‘Alya’, mijn eerste echte roman (2018)

Ja, daar was ik dus mee begonnen en de cirkel is dus rond. Veertien jaar na mijn eerste publicatie word ik dus debutant in die ‘officiële’ betekenis.
Ik besef heel goed dat een eerste roman bij een mooie uitgeverij als Mozaïek mijn leven waarschijnlijk meer zal veranderen dan die eerste vier ‘debuten’ bij elkaar, al moet ik dat natuurlijk ook weer niet overdrijven. De meeste romandebuten, zo las ik meer dan eens, ook als ze aan de verwachtingen van de uitgever beantwoorden (die is gewend om dat realistisch in te schatten) verlopen vrij geruisloos. Dat kan ook moeilijk anders, want elk jaar komen er alleen al in Nederland duizenden nieuwe romans uit. Voorlopig hoef ik er dan ook niet voor te vrezen dat ik een winkel binnenloop en iemand mij gelijk om een handtekening vraagt. Gelukkig maar, want een dergelijk vooruitzicht was nu niet bepaald mijn drijfveer om te gaan schrijven…

Wachten op Alya

 

Wie de titel van mijn nieuwe blog leest en weet dat ‘Alya’ (deel een van mijn historisch tweeluik) op 24 april uitkomt bij uitgeverij Mozaïek, zal misschien denken dat ik tot die datum mijn dagen in ledigheid slijt. Niets is minder waar, want het redactieproces is nog in volle gang. Op 1 december ging na twee maanden herschrijfwerk versie drie van ‘Alya’ de digitale snelweg op richting uitgeverij Mozaïek en daar zal het beslist niet bij blijven. Er gaat minimaal nog één herschrijfronde volgen.

Nu ik even een paar dagen wat (her)schrijfgas terug kan nemen, is dat een mooie gelegenheid om eens op een rijtje te zetten wat er zich allemaal afspeelde (of wat zich nog af gaat spelen) tussen het eerste vage verhaalidee dat in mijn hoofd begon te borrelen en het moment dat ik straks het eindproduct, een echt en tastbaar boek, in handen kan houden. Natuurlijk verloopt dat proces bij elke auteur en bij elk boek weer anders. De samenvatting hieronder is dan ook enkel een voorbeeld van hoe het kan gaan. Het is mogelijk (sterker, het is heel waarschijnlijk) dat een andere auteur daar weinig of niets van herkent.
Had ik dit verhaal eerder kunnen vertellen? Nee, dat denk ik niet. Pas als je in de fase komt dat er een contract getekend wordt, bevestig je als auteur en uitgever wederzijds dat je geesteskind levensvatbaar is en dus echt tot een boek gaat leiden. Dan komt er ook een duidelijk eindpunt in zicht. Dat moment was er een paar weken geleden. Nou ja, helemaal waar is dat niet. In mijn geval was de intentie van de uitgever om het verhaal van Alya in principe uit te gaan geven al veel eerder uitgesproken, namelijk ergens in het najaar van 2016. Maar een intentie is geen zekerheid. Als auteur moet je dat eerst nog maar eens waar zien te maken. Dat doe je door niet alleen te laten zien dat je een publicabel verhaal weet te bedenken, maar ook dat je in staat en bereid bent om het hele daarop volgende redactieproces met goed gevolg te doorstaan.

De weg van ‘Alya’ van het eerste idee tot de dag van uitkomen in april 2018:

  • Begin 2016:  Na een hele reeks verhalen in diverse bundels of tijdschriften (vanaf 2005) en de publicatie van een fantasybundel (‘Traisha en het Ei’) begon mijn voornemen om eindelijk eens iets langers te gaan schrijven steeds meer te kriebelen. De uiteindelijke trigger werd de maand maart, waarin mijn vaste schrijfgroep, ZinnigerZinnen, elk jaar een schrijfmarathon organiseert. Opdracht: schrijf en post elke dag 750 tot 1000 woorden van een nieuw verhaal, maar neem daarnaast ook de tijd om positieve feedback te geven op de schrijfsels van minimaal drie mededeelnemers. Mijn allereerste idee was een klassiek fantasyverhaal over een personage met een bijzondere gave, die zowel een zegen als een vloek kan zijn. Waarom ik daar op het laatste moment vanaf stapte? Als ik eerlijk ben, was daar geen diepere reden voor, maar gaf mijn gezonde boerenverstand de doorslag. Waarom, zo dacht ik, zou ik gaan proberen om het zoveelste fantasy-epos toe te voegen aan een eindeloze reeks gelijksoortige verhalen? De kans om in het fantastische genre een grote Nederlandse uitgever voor je boek te strikken is immers klein. Die kiezen meestal voor de bekende namen uit de Angelsaksische wereld.
    Daarna was mijn keuze pijlsnel gemaakt. Mijn tweede favoriete genre is namelijk het historische. Niet voor niets was in 2011 mijn eerste zelfstandige uitgave een prehistorisch jeugdverhaal, als ‘Vlaams Filmpje’ uitgegeven door Averbode. Maar… ik vond het eeuwig zonde om mijn eerste verhaalidee zomaar op te geven, omdat ik er al allerlei beelden bij had. Toen bedacht ik plotseling dat een gave zoals ik die voor ogen had bij fantasy gewoonlijk in de magische richting gaat, maar dat je er ook heel goed een draai in de echte wereld aan kunt geven. Diezelfde dag koos ik die gave, namelijk het talent om razendsnel een nieuwe taal te leren en had ik al een globaal beeld van het meisje dat mijn hoofdpersonage zou gaan worden. De rest zou je een kettingreactie kunnen noemen. Waar en wanneer leefde dat meisje en hoe zou ik een gave als haar buitengewone aanleg voor talen kunnen gebruiken om er een logische plot uit te destilleren? Zo kwam ik uit (over het waarom zal ik hier niet uitweiden, al had ik er wel degelijk mijn redenen voor) bij het islamitische Al Andalus van de negende eeuw en bij Alya als dochter van Omar, hofmeester van de emir, die zijn eigen talent in zijn dochter herkent en er alles aan doet om dat verder te stimuleren en ontwikkelen. Maar Omar rekent buiten emir Abd-al-Rahman, die van Alya’s gave hoort en besluit om haar als tolk met een gezantschap naar het verre Navarra te sturen. Dat stukje van het verhaal stond al heel snel vast. Dat het vervolgens van de geplande 30.000 à 40.000 woorden uit zou dijen tot iets van bijna 150.000 woorden (ongeveer 600 boekpagina’s) zodat Mozaïek nu een tweeluik van het verhaal gaat maken, had ik nooit voorzien…
  • Maart 2016. Toen ik op 1 maart 2016 aan die ZZ-schrijfmarathon begon, zat het verhaalbegin (en ook het eindpunt waar ik naartoe wilde schrijven) al zo vast in mijn hoofd dat het van het begin af aan bijna vanzelf leek te gaan. Al schrijvende ontdekte ik wel al snel dat mijn plot, waarin Alya heel wat afreist en in allerhande landen terechtkomt, om een hele stoet nevenpersonages vroeg. Een paar daarvan had ik voorzien, maar de meeste moest ik al schrijvende bedenken. Of dat bij elke schrijver zo werkt? Ik zou het niet kunnen zeggen…
  • April 2016. De schrijfmarathon zat erop en ik had de geplande 30.000 woorden ruimschoots gehaald. Alleen bleek toen dat Alya nog maar net op weg was en dat de novelle die me een maand eerder nog voor ogen stond op zijn minst een complete roman zou gaan worden. Ik besloot om maar gewoon verder te schrijven en de rest van het verhaal alle ruimte te geven die het nodig had.
  • Oktober 2016. Een halfjaar verder (tussendoor werkte ik aan een aantal kortere historische verhalen) zat ik al boven de 70.000 woorden. Ik wist dat er nog heel wat moest volgen, maar was intussen wel op een logisch keerpunt in het verhaal aanbeland (welk punt laat ik in verband met spoilers in het midden), een punt waar in april het eerste deel van mijn tweeluik ook gaat eindigen. Omdat de meeste uitgeverijen tegenwoordig vragen om een verhaalbegin plus synopsis, besloot ik begin oktober 2016 dat het moment was gekomen om het met mijn manuscript bij een paar uitgevers te gaan proberen. Toen, ergens halverwege de maand, nadat mijn manuscript bij de eerste van die twee uitgevers al op de ‘slushpile’ (de torenhoge stapel ongevraagd ingestuurde manuscripten) lag, gebeurde iets buitengewoons, waar ik tot op de dag van vandaag verbaasd over ben. Via messenger kreeg ik een bericht van een redactrice van Mozaïek. Ze had gelezen dat ik aan een manuscript werkte en op basis van de verhalen die ze op internet van mij lazen was de vraag of ik hen dat manuscript toe kon sturen, zodat de redactie kon bekijken of het binnen het fonds van Mozaïek paste. En geloof het of niet, op diezelfde dag was ik bezig met een begeleidende brief en had ik na het (aan helderziendheid grenzende) advies van een medeschrijfster het plan om ‘Alya’ daags daarop, ja juist, naar uitgeverij Mozaïek te sturen… Nadat ik van mijn verbazing over een dergelijk toeval was bekomen, reageerde ik uiteraard meteen en stuurde de eerste helft van ‘Alya’ plus een synopsis van het vervolg. Daarna werd al snel afgesproken dat ik begin 2017 het verhaal af zou ronden en ook de rest in zou sturen. Iedereen zal begrijpen dat die ontwikkeling als een soort doping op mij werkte. Ik liet andere schrijfsels tijdelijk voor wat ze waren, schreef ‘in no time’ de resterende 75.000 woorden van ‘Alya’ en stuurde die in.
  • Februari 2017. Een volgend mooi bericht volgde. Dezelfde redactrice liet weten dat mijn complete manuscript zo goed beviel dat Mozaïek in principe met mij verder wilde. Er volgde een eerste gesprek in Utrecht. Daarbij kreeg ik mijn eerste redactiehuiswerk. Dat werd dus vooral schrapwerk. Alle scènes die niet bijdroegen aan het verhaal, maar het enkel vertraagden, moesten eruit. Echt schrikken deed ik daar niet van. Ik had intussen genoeg van medeschrijvers gehoord om te weten dat zoiets bijna altijd gebeurt. ‘Kill your darlings’, heet dat in schrijversjargon. Iets van tussen de 5 en 10% van mijn verhaal sneuvelde…
  • Zomer 2017. Na die eerste redactiefase bleef het een hele tijd stil. Ook iets waar je als schrijver aan moet wennen. De planning van uitgevers verloopt nu eenmaal niet altijd zoals auteurs het zouden wensen. Maar logisch is dat wel. Je bent echt niet de enige auteur en elk jaar moet een uitgever weer puzzelen en keihard werken om alle nieuwe boeken voor de volgende aanbieding op tijd afgerond te hebben.
  • Herfst 2017. Er volgt een tweede gesprek met een volgende redacteur. Deze keer gaat het niet alleen over de volgende redactieronde, maar ook over heel praktische zaken zoals de cover, een korte tekst voor de boekhandels, het moment van uitkomen en de promotie. En ja, nu is ook het punt gekomen dat alles in een echt boekcontract vastgelegd zal worden.
  • December 2017. Het moment waarop ik nu zit te tikken dus. Versie drie van ‘Alya’ is intussen de deur uit, want de deadline daarvoor was ergens rond 1 december. In de tweede herschrijf heb ik inhoudelijk gelukkig niets aan hoeven te passen, maar ging het vooral om de stijl. Die moest directer en mijn woordgebruik en zinsbouw hier en daar wat minder plechtig. Nou ja, ik had nog wel wat meer huiswerk, maar dat ga ik hier niet allemaal tot in detail vermelden.
  • Begin 2018. In het nieuwe jaar volgt nog minimaal één redactieronde. Weer een andere redacteur of redactrice gaat dan ‘op microniveau’ elke zin en elk woord onder de loep nemen. Daarmee kan ik straks nog een keer aan de slag. Niet erg. Gelukkig heb ik nooit een hekel aan herschrijfwerk. Dat hoort er nu eenmaal bij om je boek zo goed mogelijk te maken. Als ik die laatste ronde naar tevredenheid afrond, komt er daarna ook nog eens een corrector aan te pas om de laatste puntjes op de i te zetten. Die loopt alle ‘kleine dingetjes’ als juiste interpunctie, komma’s, tikfoutjes, spaties, witregels enzovoort na. Ten slotte krijg je als auteur ter controle nog de drukproeven toegestuurd.
  • April 2018. Ja, dan is het eindelijk zo ver. Hoe het op en na 24 april, de dag waarop deel een van ‘Alya’ uitkomt, zal gaan, wordt iets voor een volgende blog. Deze is intussen lang genoeg geworden… 😉

 

´Alya´ gaat in twee delen verschijnen

Botanische tuin in Al Andalus (het huidige Andalusië)

 

In overleg met Uitgeverij Mozaïek is deze week besloten om ‘Alya’ niet als één boek, maar in twee delen uit te geven. Waarom? Ook na de eerste redactieronde, waarbij ongeveer 10% van de oorspronkelijke tekst sneuvelde (dat is bepaald niet ongewoon…) zou het boek 600 of meer pagina’s gaan tellen. Dat vond men wat veel van het goede. Het worden nu twee delen van elk rond de 300 pagina’s, een wat meer gangbare omvang.
Deel een, dat voor april 2018 is gepland, blijft gewoon ‘Alya’ heten. Deel twee komt dan een halfjaar later uit, rond oktober 2018 dus. Dat geeft mij ruim de tijd om over een passende titel na te denken.
Gelukkig is het goed mogelijk om het verhaal in twee delen op te splitsen. Ergens halverwege zit een ‘kantelpunt’ dat zich daar heel goed voor leent. In verband met mogelijke spoilers ga ik daar verder natuurlijk niets over zeggen…
Ik ben erg blij met het vertrouwen dat Mozaïek in mij stelt, want het is absoluut niet vanzelfsprekend dat ze van een debutant (niet wat korte verhalen betreft, maar wel als het over romans gaat) meteen twee boeken binnen één kalenderjaar uitgeven. Op deze manier zou het trouwens zomaar tot een serie van drie of meer boeken kunnen leiden. Een volgend deel zit namelijk in grote lijnen al in mijn hoofd, een titel is er intussen en de eerste hoofdstukken zijn uitgeschreven. Maar dat zeg ik met een paar fikse maren… Om te beginnen heb ik vanaf nu tot diep in 2018 het grootste deel van mijn schrijftijd nodig voor de redactie van de eerste twee delen, zodat er van verder schrijven even niet zo veel gaat komen. En ook als ik dat derde verhaal wel afgerond heb, ben ik natuurlijk nog lang niet zeker van een volgende uitgave. Mozaïek zal het goed moeten keuren. Zelfs als ze vinden dat het kwaliteit genoeg heeft, zal ongetwijfeld meewegen hoe de twee delen van Alya ontvangen worden. Zo gaat dat en zo hoort het ook te gaan. Met elk boek moet je jezelf bewijzen. Ik zie het dan ook als een uitdaging en bepaald niet als iets dat ik wel eventjes ga doen…

Wordt vervolgd dus. Wie weet kan ik in een volgende blog al iets meer over cover, achterflap en al dat soort bijkomende (maar wel degelijk belangrijke) zaken vertellen. In elk geval zal de cover met een kernachtige omschrijving rond 1 december klaar moeten zijn, want dan komt de voorjaarsaanbieding van Mozaïek uit, waarin de nieuwe uitgaven voor de periode februari tot en met juni 2018 aangekondigd worden.

PS:
Ik dacht er eventjes over om hier als afsluiter nog een stukje uit het begin van deel een te plaatsen, maar dat zou dubbelop zijn. Wie het geduld opbrengt om terug te scrollen naar mijn blog van 12 april 2016 (dat gaat een stuk sneller als je eerst rechts op ‘april 2016’ klikt) kan daar als voorproefje vast twee fragmenten uit de eerste hoofdstukken lezen. De werktitel van mijn verhaal luidde toen nog ‘Schaduwlanden’. Die titel sneuvelde al snel omdat die niet uniek bleek te zijn, wat een nadeel is als iemand online naar je uitgaven wil zoeken. In de loop van 2017 is het dan ook simpelweg ‘Alya’ geworden naar het hoofdpersonage van mijn verhaal , de (in het verhaalbegin) veertienjarige dochter van de hofmeester.

 

Witte rook voor Alya

De witte rook waarop ik bijna een jaar zat te wachten is een paar dagen geleden dan eindelijk gekomen. Uitgeverij Mozaïek gaat ‘Alya’ opnemen in de voorjaarsaanbieding, wat inhoudt dat het ergens in de periode februari t/m juni 2018 uit zal komen.

Natuurlijk sprong ik bij dat nieuws een gat in de lucht. Al gebeurt het bij een reguliere uitgeverij zoals Mozaïek zelden dat een manuscript waarin al tijd (en dus geld) gestoken is op de route naar publicatie alsnog sneuvelt, mogelijk is het wel degelijk. Er kunnen altijd onvoorziene omstandigheden roet in het eten gooien. Daarbij moet je als auteur het in je gestelde vertrouwen tijdens de diverse redactierondes waar blijven maken. Geen enkel manuscript is meteen perfect en al helemaal niet als het, zoals in mijn geval, het allereerste manuscript van romanlengte is. In theorie zou ik het tijdens de volgende redactierondes (een heb ik er al achter de rug) dus alsnog kunnen verknallen, maar dat laat ik natuurlijk niet gebeuren…

Ik kreeg ook nog ander nieuws, namelijk dat Mozaïek definitief besloten heeft om ‘Alya’ niet als young adult, maar als een historische roman voor volwassenen uit te gaan geven. Op de redenen daarvoor ga ik hier nu verder niet in. Dat is misschien iets voor een van de volgende blogs, als ik daar meer over gehoord heb. Nu gaat het mij even om de gevolgen, niet enkel voor de komende redactieronde(s), maar ook voor de promotie, de cover, de flaptekst en nog wel wat zaken meer.
Ik moest echt wel even nadenken over de vraag of ik wel of niet blij moest zijn met de keuze van de uitgever. Daar ben ik intussen wel uit. Als ik alles op een rijtje zet, denk ik dat het bij een historische roman heel goed uit kan pakken. Heel wat volwassen lezers zullen boeken met een ‘YA-stempel’ aan zich voorbij laten gaan. Andersom speelt dat volgens mij veel minder. In cultuur en geschiedenis geïnteresseerde jongeren die graag en veel lezen zullen ook wel voor een ‘volwassen’ boek kiezen als het onderwerp hen interesseert en de recensies (hopelijk…) meehelpen.

Hoe gaat het nu verder? Dat is snel verteld. Volgende week heb ik een gesprek met de redacteur, waarbij het vooral over de volgende redactieronde zal gaan. Met wat ik dan hoor, ga ik weer met frisse moed aan de slag. Gelukkig heb ik bepaald geen hekel aan herschrijfwerk. Integendeel. Ik weet waarvoor ik het doe en ik realiseer me dat het boek er altijd beter door zal worden.
Wordt vervolgd… 😉

‘Alya’ en mijn verdere schrijven – Een update

Eind 2016 kreeg ik het mooie bericht dat uitgeverij Mozaïek met mij en met name met mijn historische roman ‘Alya’ in zee wilde gaan. Uiteraard sprong ik een gat in de lucht. Hoe vaak gebeurt het nu eigenlijk dat een schrijver die pas ver na zijn vijftigste serieus met schrijven begint op een niet meer zo piepe leeftijd (in juni werd ik 68…) alsnog een dergelijke kans krijgt? Hoogst zelden, zo weet ik intussen en daarom tel ik in de allereerste plaats mijn zegeningen en neem voor lief dat het allemaal lang niet zo snel gaat dan ik in eerste instantie verwachtte.
Dat laatste was eerst en vooral mijn eigen schuld. Ik bazuinde meteen op alle mogelijk sociale media rond dat mijn boek er aan stond te komen, zonder me voldoende te realiseren dat bij professionele uitgeverijen een uitgave pas zeker is als je het redactieproces met goed gevolg doorloopt en daarna het contract getekend wordt. Daarbij had ik geen realistisch beeld van de tijd die met een uitgave gemoeid is.
Intussen sta ik weer met beide voeten op de grond. Ja, ik ben nog altijd optimistisch over ‘Alya’. Het boek (het zal afhankelijk van de uitvoering iets tussen de 300 en 400 pagina’s gaan tellen) gaat nu de tweede redactieronde in. Als dat verloopt zoals ik hoop, zou ik waarschijnlijk ergens in de herfst definitief zekerheid kunnen krijgen over de uitgave. Voor wat mijn inschatting waard is denk ik dat vervolgens ergens tussen februari en juni 2018 mijn eerste volwassen historische roman van de persen kan rollen. Ik hoop natuurlijk op februari, maar helaas ga ik niet over de planning bij Mozaïek, hoe graag ik dat ook zou willen…

Nu ik voorlopig af moet wachten hoe het met ‘Alya’ verdergaat, heb ik weer de tijd voor andere schrijfprojecten. Ja, ik ben wel degelijk al met de opvolger van ‘Alya’ aan de gang. Dat verhaal speelt in dezelfde tijd, maar is geen rechtstreeks vervolg. Het eerste hoofdstuk staat, maar ik ga er pas een onafgebroken periode (ik denk aan de komende herfst en winter) mee aan de slag als het contract voor ‘Alya’ getekend is. De reden is simpel. Als dat moment eindelijk gekomen is, ben ik 100% gemotiveerd voor dat tweede boek. Dat helpt enorm bij de ‘flow’ in het schrijven. Zo werkt het althans bij mij.

 

 

Zit ik dan tot die tijd achter de geraniums af te wachten? Bij het idee alleen al gruw ik. De afgelopen maanden en ook de komende zomermaanden juli en augustus houd ik mij vooral bezig met mijn tweede liefde, namelijk de korte verhalen. Toen ik pas schreef, lag daarbij de nadruk op fantasy en schreef ik af en toe ook eens een historisch verhaal. Heel geleidelijk aan is die verhouding precies omgekeerd komen te liggen. Ik ga de lezers van deze blog niet vermoeien met het hoe en waarom en eindig deze post met een opsomming van hoe het er nu met mijn kortere verhalen voorstaat.

  1. Ik blijf met regelmaat korte verhalen schrijven voor de website (en gelijknamige uitgeverij) Historische Verhalen. In het voorjaar verscheen ‘Gilberts oor’, een verhaal dat speelt in het Gent van rond de veertiende eeuw. ‘Hisse’, een tweede verhaal, spelend in het Zweden van de vroege middeleeuwen, zit in de redactiefase en staat voor de komende nazomer of herfst op de rol. In januari 2018 komt er zoals het er nu voorstaat opnieuw een papieren jaarbundel uit met alle verhalen van 2017, ook nu weer aangevuld met een paar pagina’s historische achtergrond.
  2. Voor de schrijfwedstrijd middeleeuwse verhalen ‘Anno Domini 892’ van Godijn Publishing stuurde ik twee verhalen in. Het eerste (‘Umars opdracht’) won de tweede ronde en veroverde daarmee automatisch een plekje in de wedstrijdbundel. Het tweede verhaal (‘Naar Verdun’) staat op de longlist van 40 verhalen. Half juli weet ik of ook dat de bundel haalt.
  3. Op het ogenblik werk ik opnieuw aan een historisch verhaal, deze keer voor de ‘Gouden-Eeuw-wedstrijd’ van Historische Verhalen. Dat moet eerst maar eens af. Meer kan ik er hier niet over zeggen.
  4. In mei was de deadline van de jaarlijkse Averbode verhalenwedstrijd. De twaalf beste verhalen worden als ‘Vlaamse Filmpjes’ in Vlaanderen uitgegeven. Ik zou het erg leuk vinden als ik met mijn inzending een tweede uitgave (na ‘IJstijd’ uit 2010) in de wacht kan slepen. Ik heb daar goede hoop op, voor wat dat waard is uiteraard.
  5. Ja, en dan die fantasy… Na ‘Traisha en het Ei’, mijn in 2014 bij uitgeverij EigenZinnig uitgekomen fantasybundel, heb ik dat genre op een wat lager pitje gezet. Waarom? Mijn bundel kreeg erg mooie recensies, maar verkocht desondanks bepaald niet geweldig. Dat ligt niet alleen aan het genre. Verhalenbundels verkopen in het algemeen slechter dan romans. Toch vind ik fantasy een veel te leuk genre om daar helemaal een punt achter te zetten. Ik zond wat maanden geleden dus twee verhalen in (een herschreven oud verhaal plus een nieuw) voor Ganymedes 17, de jaarbundel voor fantasy en SF. Dat leverde meteen twee primeurs op. Een verhaal verschijnt in augustus/september in Ganymedes, het andere in een van de komende nummers van het tijdschrift Fantastische Vertellingen.

Hisse (historische serie in 15 x 120 woorden)

Het wordt tijd om op mijn website weer eens teken van (schrijf)leven te geven. Mensen die mij volgen, vragen zich misschien af hoe het intussen met ‘Alya’ staat, mijn eerste ‘volwassen’ historische roman, waarvan ik hier in 2016 al een paar fragmenten plaatste.  Daarover kan ik melden dat er door omstandigheden vertraging is opgetreden in het uitgeefproces (wie weet zelfs een half jaar), maar dat het verder verloopt zoals ik hoopte. De eerste ruwe versie werd door de uitgever (Mozaïek) positief ontvangen. Intussen heb ik het commentaar van de redactrice verwerkt en een tweede versie ingeleverd. In dat proces zijn er van de oorspronkelijke 165.000 woorden al een kleine 20.000 gesneuveld. Dat schijnt bepaald niet uitzonderlijk te zijn. Ik verwacht dan ook dat er in de volgende redactieronde(s) ook nog hier en daar gesneden zal worden.
Uitstel is nooit leuk, maar ik heb geleerd dat het bij meer uitgaven zo verloopt en dat  ik gewoon heel geduldig moet zijn. Ik zie het dan ook van de zonnige kant. Het is best wel bijzonder om op mijn  niet meer ‘zo heel erg piepe leeftijd’ alsnog zo’n mooie uitgeefkans te krijgen. Overigens heb ik die buit beslist nog niet binnen. Dat is pas zo ver als ik alle redactierondes goed doorsta en daarna het definitieve fiat van de uitgever krijg. Ik heb er alle vertrouwen in dat het goedkomt, maar zekerheid is er dus nog niet. 

Na de eerste redactieronde van ‘Alya’ had ik een tijd de handen vrij om weer eens wat korte verhalen te schrijven, ook weer in historische sferen trouwens. Dat leverde vorige maand al vast één leuk resultaat op. Mijn verhaal ‘Umars opdracht’ won de tweede ronde van een historische schrijfwedstrijd voor korte verhalen tot maximaal drieduizend woorden, namelijk ‘Anno Domini 892’ van Godijn Publishing. Dat betekent in ieder geval vast dat het komend najaar in de wedstrijdbundel gepubliceerd wordt. 

Af en toe schrijf ik ook nog altijd ultrakorte verhalen van exact 120 woorden op de website 120w.nl. Deze keer heb ik daar in de loop van enkele weken een feuilleton van 15 opeenvolgende stukjes (jawel, ook nu weer historisch) geplaatst met als titel ‘Hisse’. Het handelt over een Fries meisje dat in de negende eeuw als slavin in het Zweedse Birka belandt en aan haar lot probeert te ontsnappen. Prijzen vallen er met zo’n feuilleton niet te verdienen, maar ik kreeg er wel veel leuke reacties op. Vandaar dat ik hieronder het hele feuilleton van in totaal 15 x 120 = 1800 woorden een plekje geef. 

 

HET SPOOR (HISSE 1)

‘Leif!’ roept Hedda, ‘Je Friese slavin is er met je boog vandoor.’
Hisse? Dat zal ze bezuren. Ik ga meteen achter haar aan.’
‘Het is nog erger dan je denkt. Hisse vertelde mij dat ze een kruis bij het graf van haar broer ging plaatsen.’
‘Bij Odin, dat gaat haar de kop kosten.’
‘Doe niet zo stom, Leif. Een portie zweepslagen is genoeg.’
Leif luistert niet, maar roept Bor. De wolfshond volgt Hisses spoor, staat stil bij het kruis en jankt zachtjes.
Vol verbazing kijkt Leif naar de pijl die uit zijn borst steekt.

Hisse laat zich uit de boom zakken, pakt Leifs zwaard en streelt de hond over zijn kop.
‘Knap werk, Bor. Kom. Samen redden wij ons wel.’

 

HET WOUD (HISSE 2)

Hisse trekt de pijl uit de borst van haar voormalige eigenaar en wrijft het bloed er met de zoom van haar hemd af.
‘Je had van mij af moeten blijven, Leif,’ zegt ze ernstig.
De wolfshond heft zijn kop en jankt opnieuw.
‘Rouw je om hem, Bor? Dat verdient hij niet. Kom, we moeten hier weg.’

Een voor een lossen de stammen op in de duisternis. Als een stille geest scheert een uil over haar hoofd. Hisse staat stil en huivert. Waar zij in Friesland leefde, kende zij plassen, moerassen en zompige weiden, maar geen woud.
Tussen de wortels van een oude eik maakt ze een nest van dorre bladeren. Met Bors kop op haar borst valt ze in slaap.

 

HET EERSTE ONTWAKEN (HISSE 3)

Hisse denkt de zee te horen. Als ze haar ogen opent, zucht ze van teleurstelling. Een gestage regen daalt neer op het woud. De sprankelend groene wereld van gisteren oogt nu grauw, kil en levenloos.
Ergens in de verte klinkt een geluid dat Hisse niet meteen herkent, maar Bor wel. Hij komt overeind, schraapt zijn poten en spitst de oren. Als bevroren blijft hij staan. Dan hoort Hisse het ook. Geblaf en luide kreten…

Hisse weet van wie de stemmen zijn. Knut en Bjorn vonden hun broer en weten wie hem doodde. Ze komen eraan om Leif te wreken. Hisse hoort doodsbang te zijn voor wat ze met haar zullen doen. Maar zij glimlacht enkel en streelt Bors ruige vacht.

 

WEERZIEN (HISSE 4)

De roedel wolfshonden vliegt recht op Hisse af. Een tel later wordt ze bijna onder de voet gelopen. De voorste teef springt tegen haar op en likt haar gezicht kletsnat.
‘Mooi dat jullie mij vonden,’ roept Hisse, ‘maar zo is het genoeg. Af!’
Meteen liggen alle honden aan haar voeten.

Knut en Bjorn breken door het struikgewas. Met het zwaard in de hand staan ze stil. Woede en verbijstering strijden op hun gezichten om de voorrang.
‘Hoopten jullie mijn verscheurde lichaam te vinden?’ vraagt Hisse.
Bjorn zwijgt. Hij knikt naar Knut en heft zijn zwaard. Samen stormen ze op haar af.
‘Ga!’ schreeuwt Hisse. Bor springt als eerste…

Langzaam kleurt het mos voor haar voeten helrood. Hisse sluit de ogen.

 

HEDDA (HISSE 5)

Wanneer ze haar ogen opent, is alles voorbij. Vol verwachting kijken de wolfshonden haar aan, hun bekken druipend van het bloed.
Hisse denkt aan Hedda en ze huilt. Is het Hedda’s schuld dat ze een vader heeft die haar aan een wreedaard als Leif uithuwelijkte? Ze huilt ook om de broers. Die moesten Leif wel wreken.

Hisse loopt terug naar het langhuis, al kan dat haar dood betekenen. De honden lopen achter haar, behalve Bor. Die wijkt niet van haar zijde.
Als een standbeeld staat Hedda te wachten. Hisse legt drie zwaarden voor haar voeten. ‘De honden wijzen je de weg,’ zegt ze. ‘Het spijt me, Hedda.’

Hisse keert zich om en verdwijnt in het woud. Alleen Bor volgt haar.

 

HERFST IN HET WOUD (HISSE 6)

De nachten worden kil en vochtig. Spinnenwebben vormen een zilveren krans rond Hisses slaapplaats, als ze ‘s morgens rillend van de kou ontwaakt.
Twee schatten redden haar. De eerste is het mes dat ze van Leifs dode lichaam stal, de tweede haar benen naald. De pelzen van de dieren die ze doodt om zichzelf en Bor te voeden, looit ze met haar eigen urine. Met de linnen draden van haar hemd maakt ze er warme kleding van.

Terwijl de eerste sneeuw valt, denkt Hisse lang na. Een hele winter in het woud zal ze niet overleven. Ze moet verder, maar waarheen? Rechtdoor, besluit ze. Ooit zal ze dan de zee weer zien.

‘Kom Bor,’ zegt ze. ‘We gaan naar Friesland.’

 

ONTMOETING (HISSE 7)

Uit de schaduwen doemt een schim op. Hisse grijpt naar haar boog. Als Bor wel stilstaat, maar niet gromt, bedenkt ze zich.
‘Wat doet een meisje alleen in het woud?’ De man draagt een lange boog, maar geen zwaard.
‘Ik wil naar Friesland. Wie ben je?’
‘Olaf. Een pelsjager.’ Hij wijst naar het oosten. ‘Birka is de dichtstbijzijnde haven.’
‘Nee!’ Hisse schudt heftig haar hoofd. ‘Daar werd ik verkocht.’

Olaf kijkt haar lang aan. ‘Dan moet je naar het westen,’ zegt hij. ‘De Noren in Kaupang handelen ook met Friezen.’
‘Is het ver?’
Hij knikt.
‘Wijs je mij de weg?’
Olaf glimlacht. ‘Waarom niet, mijn pelzen kan ik ook in Kaupang slijten.’
Hij streelt Bor. Die laat het rustig toe.

 

OLAF (HISSE 8)

Levende kleuren lossen op in neerdwarrelende sneeuwvlokken, totdat de wereld enkel nog bestaat uit zwart, wit en vele tinten grijs.
Olaf stopt bij een beekoever en verzamelt wilgentenen. Razendsnel vlecht hij er sneeuwschoenen van.
Terwijl Hisse de hare onderbindt, kijkt ze naar Olaf. ‘Waarom doe je dit?’
‘Vertrouw je mij?’
‘Ja,’ antwoordt Hisse. ‘Bor heeft altijd gelijk.’

Olaf staart in de verte. ‘Vorig jaar had ik een vrouw en een dochter,’ zegt hij. ‘Nu heb ik niets. Ik leefde van dag tot dag, totdat ik jou ontmoette.’
Sprakeloos kijkt Hisse hem aan. Nu pas valt het haar op hoe grijs Olafs haar is en dat zijn gezicht enkel uit rimpels lijkt te bestaan.

‘Kom,’ zegt hij. ‘Je moet naar Kaupang.’

 

HET GROTE MEER (HISSE 9)

Van enkel dunne huiden en wat stokken maakt Olaf ‘s avonds een tent. Tussen Bor en de oude pelsjager glijdt Hisse weg in een warme, droomloze slaap.

‘s Morgens geeft een azuren hemel de wereld haar kleur terug. Vele dagen achtereen zoeken ze hun weg over een maagdelijk sneeuwdek. Stoppen doen ze enkel als er gejaagd of gegeten moet worden. Al gauw laat Olaf het boogschieten aan Hisse over. Haar blik is scherper en haar hand vaster.

Als ze bij een reusachtig meer aankomen, draait de wind naar het zuiden. Rond het middaguur is de sneeuw veranderd in een modderbrij.
‘Moeten we hierdoor,’ vraagt Hisse bedrukt.
Olaf grijnst en schuift wat takken opzij. Daaronder liggen een kano en twee peddels.

 

DE VISSER (HISSE 10)

Hisse stapt na Olaf in de kano. Bor springt haar achterna.
‘Heb je ooit gepeddeld?’ vraagt Olaf.
Hisse knikt. ‘Ik kom uit Friesland.’

Als een roodoranje zon trillend in het meer verdwijnt, koerst Olaf naar een steiger. Aan de waterkant staat een huis op hoge palen, zoals Hisse die uit Dorestad kent.
‘De visser die hier leeft, is mijn vriend,’ zegt Olaf. ‘Hij heeft een grote boot en kan ons morgen misschien naar de westelijke oever brengen. Dan zijn we al halverwege.’

De visser heet Geir. Ook door hem laat Bor zich gewillig strelen.
‘Geen probleem,’ zegt Geir na Olafs verhaal. ‘Vissen kan ik overal.’
Hij kijkt naar Hisse. ‘Waarom help je haar?’
Olaf zucht. ‘Ze lijkt op mijn dochter.’

 

NAAR KAUPANG (HIISE 11)

‘s Morgens zijn peddels overbodig. Een straffe oostenwind stuwt Geirs zeilboot naar de westkust van het Vänermeer. Halverwege de middag komen ze daar aan.
‘Het ga je goed, Hisse,’ zegt Geir. ‘Je hebt Odins zegen.’ Voordat hij weer scheep gaat, slaat hij Olaf op zijn schouder en aait Bor.

Aan de westoever is de bodem droog. Dat geeft Hisse nieuwe moed.
‘Hoe ver is het nog, Olaf?’
‘Over een dag of drie zien we de zee. Langs de kust ligt een weg die ons naar Kaupang voert.’

Vijf dagen later bereiken ze de top van een heuvel die uitzicht biedt op de haven van Kaupang. Als aan de grond genageld blijft Hisse staan.
‘Wat is er, Hisse?’
‘Drakenschepen…’ fluistert ze.

 

HERINNERINGEN (HISSE 12)

Hisse staart naar de drakenschepen. Ze ademt zwaar. Haar voeten weigeren haar verder te dragen. Pas als Bor haar hand likt, komt ze weer tot zichzelf.
‘Bracht een drakar je naar Birka?’ vraagt Olaf.
‘Nee,’ antwoordt Hisse. ‘Mijn dorp werd door Denen uitgemoord. Alleen mijn broer en mij lieten ze leven. Ze ketenden ons aan de mast van hun drakar en namen ons mee naar Hedeby. Daar verkochten ze ons aan een Zweedse handelaar. Die bracht ons naar de slavenmarkt van Birka.’ Af en toe hapert haar stem.

‘En nu wil je naar Friesland?’
Hisse aarzelt een moment. ‘Ja, dat is mijn thuisland.’
‘Goed,’ zegt Olaf. ‘Dan gaan we naar het huis van de Friezen.’
Verbijsterd kijkt Hisse hem aan.

 

IN KAUPANG (HISSE 13)

‘Weet je zeker dat er Friezen in Kaupang zijn, Olaf?’
‘In elke haven zijn Friezen,’ antwoordt Olaf. ‘Naar Kaupang komen er zo veel dat ze een eigen wijk hebben.’
‘Hoe kan dat?’ vraagt Hisse. ‘De Noren en Denen vallen Friesland bijna ieder jaar aan.’
‘Alle handelaren worden door de koning beschermd,’ zegt Olaf, ‘op voorwaarde dat hij de eerste keus krijgt uit hun goederen. Werkt dat in jouw land dan anders, Hisse?’
Langzaam schudt Hisse haar hoofd. ‘Nee, eigenlijk niet, tenminste niet in Dorestad. Daar leggen ook veel Deense vrachtschepen aan.’

Stil loopt Hisse naast Olaf verder. Pas als kinderen joelen en haar nawijzen, vraagt ze zich af wat men hier van een vies, in dierenvellen gehuld meisje zal vinden.

 

HET HUIS VAN DE FRIEZEN (HISSE 14)

Olaf klopt aan bij het grootste huis. ‘Hier leven de rijke handelaren uit Friesland,’ zegt hij. ‘Als ze je willen helpen, ben je spoedig thuis.’
Een dikke, roodharige man opent de deur. Zijn blik schiet van Olaf naar Hisse en terug.
‘Als je pelzen kunt leveren, valt er te praten, Olaf,’ zegt hij. ‘Aan slavinnen hebben we geen behoefte, zeker niet als ze stinken. Was haar eerst en kleed haar behoorlijk.’

‘Ik kom uit Witla,’ roept Hisse in het Fries. ‘Help mij.’
De handelaar knijpt zijn varkensogen tot spleetjes. ‘Heb je daar familie, meisje?’
Hisse buigt haar hoofd. ‘Nee,’ fluistert ze. ‘De Denen hebben ze allemaal gedood.’
De man grijnst. ‘Geen probleem, kind. Wij vinden wel een echtgenoot voor jou.’

 

EEN NIEUWE FAMILIE – SLOT (HISSE 15)

Hisses ogen spuwen vuur. Ze grijpt naar haar boog. Meteen staan Bors nekharen recht overeind. Met blikkerende tanden springt hij. Net op tijd smijt de handelaar de deur dicht.

Verbluft kijkt Olaf haar aan. ‘Hisse, wil je nog altijd terug naar Friesland?’
Hisse hijgt eerst na. Daarna schudt ze heel beslist haar hoofd.
‘Dan ga ik ervoor zorgen dat je een vrije vrouw wordt.’
Hisses mond valt open van verbazing. ‘Wil je dan echt dat ik jouw vrouw word, Olaf?’
Olaf lacht. ‘Natuurlijk niet,’ antwoordt hij, ‘maar misschien wil je wel voorgoed mijn dochter worden. De enige voorwaarde is dat je een man kiest die jou waard is. Dan heb ik eindelijk ook een zoon.’

Hisse straalt. ‘Afgesproken,’ zegt ze.