De titel van mijn blog zal voor iedereen die ooit een ‘echt boek’ voltooide wel herkenbaar zijn. Maanden of in veel gevallen jaren heb je, al dan niet met tussenpozen, heel je ziel en zaligheid in dat ene verhaal gestoken. Dan komt zo maar ineens het moment uit de lucht vallen dat je daar heel letterlijk een punt achter zet. Had ik daar zelf voor dat moment al eens bij stilgestaan? O ja, zeker had ik dat. Maar dat is heel iets anders dan het echt ervaren.
Hoe gaat dat dan? Beter gezegd, hoe ging dat bij mij op 13 september 2015? Het eerste wat ik op die dag om tien uur ‘s avonds voelde was regelrechte euforie. Hoe het verder ook zou gaan, mijn geesteskindje was vanaf het allereerste vage idee (ergens begin 2011) uitgegroeid tot een stevige, op het eerste gezicht kerngezonde knaap van 70.000 woorden. De voldoening die dat geeft, is met geen pen of toetsenbord te beschrijven. Nu, een paar dagen later, begrijp ik dan ook beter dat ik na mijn facebookbericht om het heugelijke nieuws te melden werkelijk overstelpt werd met likes en aanmoedigingen van zo ongeveer alle mensen die ik de afgelopen jaren via het schrijven heb leren kennen. De meesten van hen herkennen immers dat bijzondere moment óf zijn er naar toe aan het werken.
Hoe lang duurde mijn euforie? Hooguit vijf minuten, schat ik. Toen landde ik met een doffe dreun weer op aarde. Hoezo prestatie? Zijn niet zo ongeveer een miljoen Nederlanders bezig een boek te schrijven of hebben dat intussen gedaan? Niks mijlpaal! Wat ik zo net ‘gepresteerd’ had, was hooguit een tussenstapje, dat misschien ooit ergens toe zou leiden, maar misschien ook niet. En wat in mijn hoofd allemaal zo spannend en logisch opgebouwd lijkt, komt in het hoofd van een lezer misschien wel vooral warrig of, erger nog, saai over.
Is zo’n bijna tegengestelde reactie positief? Achteraf denk ik van wel, tenzij je in die fase blijft steken en zo ontmoedigd raakt dat je het manuscript terzijde schuift om het ergens in een la of uithoek van je digitaal archief een stille dood te laten sterven. Dat is natuurlijk doodzonde, maar wat mij betreft nog altijd minder erg dan die fase simpelweg overslaan. Dan heb ik het over schrijvers die zich na die laatste punt absoluut niet voor kunnen stellen dat er meer dan een enkele verdwaalde tikfout in hun manuscript zit en die hun ‘meesterwerk’ liefst dezelfde week nog via een POD-drukker op de wereld loslaten.
Om verontwaardigde reacties te voorkomen, nee, ik vind uitgeven in eigen beheer beslist niet minderwaardig. Integendeel, ik heb diepe bewondering voor auteurs (en ik ken daar minstens twee treffende voorbeelden van) die er in slagen via die weg een goed en succesvol boek te publiceren. Maar dan gaat het niet om mensen zonder enige vorm van zelfkritiek, maar juist om mensen die superkritisch op zichzelf zijn en ook nog eens van alle markten thuis. Ja, Jasper en Sophia, ik heb het nu in de eerste plaats over jullie …
De goede lezer heeft al geraden dat die fase van overdreven relativering bij mij best snel overdreef. Nou ja, niet binnen vijf minuten, maar gelukkig wel binnen een dag. Op de avond van 14 september was ik al weer bezig met het sturen van mails naar mijn proeflezers, met nadenken over de ‘herschrijf’ en de vraag hoeveel tijd ik daarvoor uit zal moeten trekken. Helemaal blanco hoef ik daar niet aan te beginnen, want ergens halverwege het verhaal had ik al de eerste dertigduizend woorden naar mijn proeflezers gestuurd. Dat leverde zo veel nuttig commentaar op, dat ik al heel snel met het herschrijven van de eerste hoofdstukken kan beginnen, sterker, dat ik daar intussen al mee bezig ben. Hoe ik dat aan wil gaan pakken en vooral waarom is een verhaal op zichzelf. Dat bewaar ik liever voor mijn volgende blog …