Schaduwlanden – Het beginidee

800px-cloudsshadow

 

Schaduwlanden komt er echt, had ik al bijna boven dit blog geschreven. Maar ik mag niet liegen en houd daarom toch maar de noodzakelijke slag om de arm. Ik heb er wel degelijk alle vertrouwen in dat Schaduwlanden ergens in 2017 uitgegeven wordt, maar definitief wordt dat pas als de uitgeverij (Mozaïek dus) na de eerste redactieronde het groene licht geeft. Ik moet het in dat redactieproces dus wel nog even waar gaan maken…

Op Facebook had ik het nieuws dat een uitgeverij mijn verhaal in principe adopteert al eerder gemeld. Binnen een dag kreeg ik zo’n honderd reacties, deels van familie en kennissen, maar toch vooral van mensen die zelf ook schrijven. Het bewijst nog eens ten overvloede dat schrijvers sociaal zijn, dat ze elkaar willen helpen en vooral dat ze elkaar iets gunnen, zeker als het om een nieuwe uitgave gaat.
Via dit blog ga ik mijn volgers, schrijvers of niet-schrijvers, met enige regelmaat op de hoogte houden van het schrijf- en uitgeefproces van Schaduwlanden, vanaf het eerste idee voor het verhaal (intussen een paar jaar geleden) tot aan het eerste berichtje van de uitgeverij (nu drie weken geleden) en alles wat daarop gaat volgen. Dat is veel te veel voor één enkele blog en over wat gaat volgen weet ik natuurlijk nog lang niet alles. Ik begin dus maar gewoon bij het begin, stop als het voor vandaag lang genoeg is en ga in een volgende blog vrolijk verder waar ik gebleven was…

Het eerste idee
Als mensen weten dat je schrijft is (althans in mijn geval) de meest gestelde vraag ‘Hoe kom je op het idee?’ of ‘Hoe begin je aan een verhaal?’ Misschien is dat meteen ook wel de zinnigste vraag. Bijna elk verhaal wordt immers geboren uit een allereerste ingeving, die al dan niet een vervolg krijgt, vaker niet dan wel. Bij mij sterven minstens negen van de tien ideeën (en waarschijnlijk meer) een vroegtijdige dood. Ik vergeet ze simpelweg óf ik sla ze op in mijn digitaal archief als ik denk er ooit nog iets mee te kunnen doen.

Bij mij werkt het zo dat als ik eenmaal een beginidee heb dat me bevalt er al snel een soort kettingreactie op gang komt. Welk hoofdpersonage koppel ik aan dat idee? Een man? Een vrouw? Jong? Oud? Welk eerste beeld krijg ik van dat personage? Daarop volgt bij mij pas de setting van het verhaal en nog later de uitwerking van een plot.
Er zijn ook schrijvers die in grote lijnen omgekeerd werken. Ze hebben eerst en vooral een bepaalde setting voor ogen en gaan dan pas nadenken over de vraag  welke personages ze in hun zelfgeschapen verhaalwereld loslaten en welke problemen die voor hun kiezen krijgen. Bij fantasy werkt dat nogal eens zo. Niet voor niets wordt in dat genre vaak over ‘world building’ gesproken. Eerst wordt er een wereld bedacht met alles er op en er aan, is dan in grote lijnen de gedachte. Daarna zien we wel verder. Al heb ik ook fantasy geschreven en zelfs een bundel in dat genre uitgebracht, zo deed ik het tot nu toe nooit en doe ik het ook niet bij Schaduwlanden.
Toch heeft die fantasy in zekere zin tot mijn beginidee voor Schaduwlanden geleid. Dat ging als volgt. In de jaren 2013 en 2014 schreef ik in tegenstelling tot nu meer fantastische dan historische verhalen, ook met het oog op mijn fantasybundel die eind 2014 verscheen. Na het uitkomen daarvan nam ik mij voor om naast al die korte verhalen nu eindelijk ook eens aan een verhaal van romanlengte te beginnen, een heel oud plan, waar ik al jaren mee rondliep, maar waar het om de meest uiteenlopende redenen nooit van gekomen was.
Toen ik eenmaal de knoop had doorgehakt en mijzelf de opdracht gaf om eindelijk eens de daad bij de gedachte te voegen, was de eerste vraag die ik mijzelf stelde welk genre ik zou kiezen. Dat lijkt best een lastige vraag te zijn, want er bestaan vele genres en subgenres. In mijn geval viel het erg mee omdat al die genres op twee na pijlsnel afvielen. Aspiraties voor een ‘literaire roman’ had en heb ik niet. Thrillers en misdaadverhalen liggen dan wel erg goed in de markt, maar ik lees ze zo goed als nooit. Dan is het waarschijnlijk geen goed idee om ze wel te gaan schrijven. Ik zou daar met 99 % zekerheid geen potten mee gaan breken, Om een lang verhaal kort te maken, er bleven slechts twee genres over, genres die ik graag lees en waarin ik het liefste schrijf. Ik zou dus óf een fantastisch óf een historisch verhaal gaan schrijven.

Uiteindelijk was die keuze snel gemaakt. Zelfs een schrijver moet af en toe ook een beetje praktisch kunnen denken. Dat deed ik dan ook. Toen ik me afvroeg in welk van die twee genres de kans het grootst was om een aansprekende uitgever te vinden, kwam ik eigenlijk meteen bij een historisch verhaal uit en wel om twee redenen. Ten eerste is het een genre dat zeker in Nederland beter in de markt ligt dan fantasy, ondanks al die succesvolle boeken en verfilmingen van Tolkien, Rowling of Martin. De tweede en voor mij minstens zo belangrijke reden om niet voor fantasy te kiezen was dat de grote Nederlandse uitgevers vooral voor de zekerheid van bekende namen uit de Angelsaksische landen kiezen, enkele uitzonderingen zoals Natalie Koch of Thomas Olde Heuvelt daargelaten. Voor historische verhalen is dat in veel mindere mate het geval.
Goed, dat besluit was genomen. Het zou dus een historisch verhaal gaan worden. Is het zo simpel? Ja en nee. Natuurlijk is het schrijven van een goed boek, dat ook nog eens goed verkoopt, helemaal niet simpel. Maar bij mij is het wel zo dat het probleem niet zo zeer in de ideeën zit; die heb ik meer dan waar ik ooit iets mee zal kunnen doen, maar simpelweg in het oppakken en uitwerken van een van die ideeën en daarna niet meer ophouden met schrijven tot het verhaal er staat. Is het zo eenvoudig? Ja, soms wel…

Maar… nu heb ik van alles verteld, maar nog altijd niet wat die fantasy nu eigenlijk met mijn idee voor een historisch verhaal van doen heeft. Dat zit zo. Fantasyverhalen worden in veel gevallen gedragen door een zogenaamd ‘magisch element’. Soms wordt dat op een wel erg simpele manier ingezet en trekt eenvoudigweg de magiër met de beste toverstaf en de krachtigste spreuken uiteindelijk aan het langste eind. Natuurlijk is dat een karikatuur van het genre. Een goede fantasyschrijver weet er iets heel wat originelers en vooral boeienders van te maken. In welk genre dan ook kun je nu eenmaal goede of slechte, ingenieuze of onnozele verhalen schrijven. Waar het hier om gaat, is dat je in een historisch verhaal je hoofdpersoon niet zoals bij fantasy een magische gave mee kunt geven waarmee hij of zij zich uit elke netelige situatie kan redden, bijvoorbeeld door zich op elk gewenst moment onzichtbaar te maken. Doe je zoiets toch, dan ben je fantasy in een historisch jasje aan het steken. Dat kan absoluut een leuk en lezenswaardig verhaal opleveren, maar dat mag je in geen geval nog een historische roman noemen.

Na mijn besluit om te kiezen voor een historische roman, ging ik nadenken over de mogelijkheid om geen toverkunsten, maar een weliswaar zeldzame, maar toch normale gave in te zetten. Die zou ik mijn hoofdpersoon dan mee kunnen geven om onderweg naar de ontknoping met meer kans op succes allerhande bedreigingen het hoofd te bieden. Ik overwoog en verwierp allerlei mogelijkheden, van acrobatische gaven tot een fotografisch geheugen. Pas toen ik bedacht dat ik een historisch verhaal wilde schrijven waarin veel gereisd wordt (vraag mij niet waarom!), viel het kwartje. Wie lang reist, bezoekt in de regel meerdere landen en heeft al gauw meerdere talen nodig om te kunnen communiceren. Dat werd mijn ei van Columbus. Mijn hoofdpersoon moest dat op kunnen lossen met de gave om binnen de kortste keren een nieuwe taal te leren. Dat komt slechts sporadisch voor, maar het is wel degelijk een gave die bestaat en die dus ongetwijfeld ook in een ver verleden bestaan zal hebben. Dat gegeven werd een van mijn startpunten voor de plot van Schaduwlanden.

Wat nog meer? Dat bewaar ik voor mijn volgende blog, waarin ik het onder andere ga hebben over de tijd en de setting die ik voor mijn verhaal koos en de redenen die ik daarvoor had. Dat gaat een stuk problematischer worden. Waarom? Omdat het lastig is om veel over een verhaal te vertellen zonder van alles bij voorbaat weg te geven. Dan hebben we het dus over die beroemde, beter gezegd beruchte ‘spoilers’ die je moet zien te vermijden. Over dat probleem ga ik eerst maar eens rustig nadenken voordat ik aan die volgende blog begin. 😉