Fotoverslag Gouden-Eeuw-wedstrijd – Historische verhalen – 25 oktober 2017

Op woensdag 25 oktober toog ik naar de Leidse boekhandel Van Stockum voor de uitslag van een door uitgeverij Historische Verhalen georganiseerde schrijfwedstrijd.
Opdracht: schrijf een kort historisch verhaal van maximaal 2500 woorden dat speelt in de Gouden Eeuw. Er werden in totaal 98 verhalen ingezonden, waarvan er 21 geselecteerd werden voor de wedstrijdbundel. Een paar weken voor 25 oktober hadden de gepubliceerden een bericht ontvangen met daarbij een kort juryrapport. En ja, ik hoorde ook bij die 21…
Ik had deze keer erg mijn best gedaan om een origineel onderwerp te kiezen. Daarom liet ik mijn eerste idee, een verhaal rond de slavenhandel, al snel varen. Gelukkig, want daarmee zou ik inderdaad niet de enige geweest zijn, ontdekte ik in de loop van de avond.
Bij toeval stuitte ik daarna op een tweedehands exemplaar van ‘Het journaal van Hendrick Hamel’ met als ondertitel `De verbazingwekkende lotgevallen van Hendrick Hamel en andere schipbreukelingen van het voc-schip De Sperwer in Korea 1653-1666′. Toen ik dat verslag van het verblijf in Korea (en na dertien jaar de vlucht van een aantal zeelieden naar Japan) las, had ik meteen inspiratie genoeg voor méér dan een verhaal. Maar je weet nooit of iemand alsnog hetzelfde idee had. Daarom koos ik niet voor een voor de hand liggend perspectief, namelijk vanuit een van die schipbreukelingen, maar draaide ik de zaken om en vertelde een verhaal over een Koreaans meisje, dat door allerhande verwikkelingen in contact komt met een van de jongste zeelieden. Dat is het verhaal ‘Chan-mi’ geworden, waarmee ik de top drie van de wedstrijd wist te halen, namelijk de tweede plaats. Hieronder volgt een fotoverslag in de vorm van een collage. Dat is wat handzamer dan de enorme foto’s uit mijn vorige post.

Het zal duidelijk zijn dat ik woensdagavond als een tevreden mens naar Limburg terugkeerde. Voorlopig is het rustig aan het ‘korte-verhalen-front’ en dat is hard nodig ook, want ik ben volop bezig met het redactiewerk aan ‘Alya’, waarvan deel een in april en deel twee waarschijnlijk in oktober uit gaat komen. Aan de cover wordt intussen gewerkt. Zo gauw die definitief is en ik het fiat van uitgeverij Mozaïek krijg om die te laten zien, komt er uiteraard een vervolgpost…

 

Hieronder volgt het begin (anderhalve pagina) van ‘Chan-mi’, mijn verhaal zoals het in de kersverse bundel staat. Het gedicht van Hwang-yi waarmee het begint (en eindigt) is oorspronkelijk in de zestiende eeuw in het Koreaans geschreven. Die taal beheers ik niet. Ik heb het gedicht dus uit het Engels vertaald, want een Nederlandse versie kon ik nergens ontdekken, wat natuurlijk niet wil zeggen dat die niet bestaat. 

 

Chan-mi

Hanyang (Seoul), voorjaar 1658


O blauwgroene stroom die zich van de heuvels haast,
Beroem je niet op je snelle vaart:
Eenmaal deel van de wereldzee,
Is er geen weg terug.
Waarom blijf je niet en rust hier uit,
Waar verlaten heuvels baden in het licht van de maan?

‘Chan-mi, waarom antwoord je niet?’
Bijna laat ik mijn penseel vallen.
‘Vergeving, zuster. Ik hoorde je niet binnenkomen,’ zeg ik met de eerbied die ik een echte dochter verschuldigd ben. ‘Van mijn lerares moet ik een gedicht van Hwang-yi kopiëren.’
‘Een gedicht?’ smaalt Chae-yong. ‘Laten ze jou in die kisaengschool dan nooit eens iets nuttigs doen?’
Mijn antwoord wacht ze niet af. ‘Vader wil je spreken. Hij is in de anbang.’
Het hart klopt in mijn keel. De anbang? Moet ik echt naar de mannenruimte? De laatste dagen heb ik daar alleen generaals en hoge ambtenaren van het koninklijk hof naar binnen zien gaan. Vrouwen mogen de anbang normaal niet betreden, zeker niet als ze, zoals ik, geboren zijn uit een concubine
‘Schiet op,’ zegt Chae-yong, ‘als je treuzelt, maak je het alleen maar erger.’

In de mannenruimte schemert het, zodat vader niet meer is dan een vaag silhouet. Ik zink op mijn knieën en druk mijn voorhoofd tegen de bodem van glad oliepapier.‘Chan-mi, heb ook jij gehoord van de bleke mannen uit een ver land, die vijf jaar geleden strandden op het eiland Cheju?’
‘Ja, vader,’ antwoord ik, ‘iedereen in Hanyang kent dat verhaal. Ik heb ook gehoord dat die mannen landgenoten zijn van Pak Yŏn, uw aangenomen zoon.’
Vader kijkt mij zwijgend aan. ‘Wil je graag een kisaeng worden, Chan-mi?’ vraagt hij dan ineens.
Mijn hoofd tolt van die onverwachte wending.
‘Ik ben geen echte dochter zoals Chae-yong,’ reageer ik voorzichtig. ‘De kisaengschool is voor mij de enig mogelijke weg om de oude verhalen en gedichten te leren en er misschien ooit zelf een te schrijven. Pas als ik echt een kisaeng ben, weet ik wat het precies inhoudt.’
Vader glimlacht. ‘Je bent slim, Chan-mi. Het antwoord luidt dus nee.’
Ik zwijg en laat het bij een kort knikje.
‘Ik heb met je lerares gesproken,’ gaat vader onverstoorbaar verder. ‘Bo-hui vertelde mij dat jij haar meest getalenteerde leerling bent, net zo goed in muziek en dans als in literatuur en dichtkunst. Ze beweert dat je ooit Hwang-yi zelf zult evenaren.’

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s